Altijd 30% roerende voorheffing (rv) op dividenden?

Altijd 30% roerende voorheffing (rv) op dividenden?

In principe betaalt u op dividenden die sinds 1 januari 2017 toegekend of betaalbaar gesteld worden 30% rv. Lagere tarieven zijn echter mogelijk voor zgn. VVPR-bis-dividenden (art. 269, §2 WIB 92) of voor de uitkering van liquidatiereserves (art. 269, §1, 8° WIB 92).

Van VVPR-bis-aandelen kan enkel sprake zijn als een vennootschap sinds 1 juli 2013 opgericht is of haar kapitaal verhoogd heeft met een inbreng in geld, en er daarnaast nog een aantal andere voorwaarden vervuld zijn. Wanneer voldaan is aan de voorwaarden ter zake, geldt voor de dividenden die aan de VVPR-bis-aandelen toegekend worden eerst nog het gewone tarief van de rv, 30%. Het tarief is pas 20% voor dividenden uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng en pas 15% voor dividenden uit de winstverdeling voor het derde boekjaar en volgende na dat van de inbreng.

Sinds aanslagjaar 2015 (boekjaar 2014) kan een vennootschap jaarlijks ook een liquidatiereserve aanleggen, mits ze een bijzondere aanslag van 10% betaalt. Alle liquidatiereserves die een vennootschap aangelegd heeft, maar binnen de vijf jaar uitgekeerd worden als dividend ‘kosten’ u 20% rv. Keert u een liquidatiereserve pas na vijf jaar uit, dan betaalt u maar 5% rv. Concreet komt dat erop neer dat vennootschappen met een boekjaar gelijklopend aan het kalenderjaar, de liquidatiereserves die uiterlijk in boekjaar 2017 (of voordien) aangelegd werden, onder het gunsttarief van 5% uitgekeerd kunnen worden als (tussentijds) dividend sinds 1 januari 2023. Wordt de liquidatiereserve uitgekeerd bij de vereffening van de vennootschap, dan moet er echter geen rv ingehouden worden.